Warre Mulder

CHRISTOPHE VAN EECKE, NEDERLANDS, 2011

Het werk van Warre Mulder haalt het alledaagse uit de dingen om ze met de onbevangenheid van een kind te bekijken. Wanneer een kind voor het eerst een ruimte betreedt, hebben de objecten in die ruimte een overrompelende directheid: ze zijn aanwezig als vormen, niet als dingen met een herkenbare functie. Een kamer binnentreden, is een universum betreden waar alles buiten proportie is. De objecten, net als de mensen, torenen boven ons uit. Die kinderlijke blik verliezen wij naarmate wij opgroeien en de wereld ons minder vreemd wordt. Volwassenen zien betekenissen en verbanden tussen objecten. De dingen in de wereld zijn opgenomen in wat Heidegger een ‘tuigsamenhang’ zou noemen: alle dingen staan in een praktische relatie tot elkaar. De stoelen staan rond de tafel geschikt als dingen waarop men kan zitten om aan de tafel te eten. Het bestek, de borden, het tafelkleed: al die objecten maken deel uit van die betekeniswereld. Maar voor een blik die niet vertrouwd is met die samenhang, zijn al die objecten in eerste instantie volumes en vormen, gewoon dingen zonder symbolische bagage. 
Warre roept de bevreemding van de kinderlijke ervaring op in zijn werk. Voor één van zijn monumentale installaties creëert hij bijvoorbeeld een tafel met eetgerei en voedsel, maar alles is net iets groter dan de werkelijke maat, de vormen lijken te smelten of door te zakken, en de kleuren zijn antinaturalistisch, als in een surrealistische tekenfilm. De objecten in die installatie zweven op de grens tussen het herkenbare en het vreemde, alsof ze deel uitmaken van een wereld die heel sterk op de onze lijkt maar toch net buiten ons bereik ligt. Hierdoor herhaalt de eerste ontmoeting met die installatie de ervaring van het kind wanneer het een vreemde ruimte binnenkomt: er is een ontheemde vertrouwdheid in de dingen, een gevoel dat het allemaal wel tot de mensenwereld behoort, maar dat de sleutel om het te begrijpen ons voorlopig nog wordt onthouden. Dat onbegrip maakt een fundamentele menselijke behoefte in ons wakker: de drang om te begrijpen. Kinderen, zelfs zeer jonge kinderen, hebben de intuïtieve neiging om met hun handen naar de wereld te grijpen. Vooral als die wereld zich manifesteert in eenvoudige vormen en aantrekkelijke kleuren. De aard van de mens is onderzoekend en explorerend. De ontwikkeling van kind naar volwassene is een proces van uittreden uit de kinderlijke leefwereld naar een begrip van de functie en de samenhang van het geheel der dingen. Dat proces verloopt stapsgewijs. De wereld wordt eerst ontdekt als een wonderland waar de ruimte onder de eettafel een grot kan zijn, drie stoelen op een rij een tunnel, de rugleuning van een sofa een bergketen. Naarmate we opgroeien, onttovert de wereld en nemen alle objecten hun ordelijke plaats in de tuigsamenhang in. De exploratiedrang van het kind evolueert dan naar een wetenschappelijke wil tot weten, de wil om de diepere betekenissen van de wereld bloot te leggen.

De wil tot weten is structureel verbonden met de tweede naïviteit van Warres benadering van de wereld. Dat uit zich vooral in zijn grafisch werk: tekeningen en schilderijen die ofwel met de hand ofwel met de computer zijn gecreëerd. Voor deze werken haalt Warre onder meer zijn inspiratie uit middeleeuwse bestiaria. Omdat die verluchte manuscripten vol staan met bizarre wezens in onwerkelijke landschappen is het makkelijk om te vergeten dat deze teksten en afbeeldingen toch de uitdrukking zijn van een wetenschappelijke belangstelling. Gefascineerd door het onbekende probeerden geleerden een getrouw beeld te maken van de werkelijkheid. Hoewel een monsterlijk dier in zo’n manuscript er voor ons volkomen fantastisch uitziet, dacht de middeleeuwse mens echt dat de wereld en haar wezens er zo uitzagen. De afstand tussen beeld en werkelijkheid werd veroorzaakt door gebrekkige kennis en het ontbreken van directe waarneming. Bovendien zijn sommige afbeeldingen in dergelijke manuscripten vooral bevreemdend omdat de echte werkelijkheid waar ze wel getrouw naar verwijzen inmiddels opgehouden heeft te bestaan. De kledij van sommige figuurtjes, of de groteske brillen die ze op hun neus hebben, zijn soms gewoon een goede weerspiegeling van hoe kledij of primitieve brillen er in die tijd uitzagen.
De zoektocht van de wetenschapper en ontdekker is een reis waarvan men niet weet waar men uitkomt. Een fundamentele vaardigheid van de wetenschapper is het vermogen en de bereidheid om zich te laten verrassen en verbazen door wat men vindt. Dat is nergens zo duidelijk als in de archeologie. Iedere laag die van de bodem wordt weggeschraapt, kan nieuwe elementen blootleggen die al onze vooronderstellingen over het verleden onderuit halen. Warre gaat op dezelfde manier tewerk: zijn installaties, zoals de wonderlijke tafel met de oneigenlijke vruchten, lijken onwereldse objecten die pas uit het archief van de bodem zijn opgediept. Fossielen uit wonderland. Ze zien er vaag vertrouwd en toch fundamenteel vreemd uit. Ze dwingen ons om opnieuw met die kinderlijke onbevangenheid te kijken die alles in vraag durft te stellen. Dezelfde blik vinden we in zijn grafische werk, of het nu de voorstudies zijn van zijn sculpturen of op zich staande werken: telkens lijken de tekeningen verslag uit te brengen van een eigentijdse archeologie van het onbekende.
Het ergste wat de zoekende en ontdekkende mens, maar ook de kunstenaar, kan overkomen, is dat ooit alles ontdekt zou zijn. Dat ooit alles zou zijn opgegraven. Als de drang tot weten tot stilstand komt omdat er niets nieuws meer te ontdekken valt, verliest de mensheid haar motor. Het is op dat punt dat de kunst een cruciale rol speelt. Als de oneindigheid buiten ons toch op een grens stoot, dan blijft er altijd de oneindigheid in ons: de verbeelding. In die zin speelt Warres werk in op een eigentijdse onrust. Wij leven immers in een wereld waarin de wetenschap aan een gigantisch tempo alles bloot legt. Onze diepste impulsen, verlangens, en driften worden in kaart gebracht, gemeten, en geanalyseerd. De kapitalistische rede heeft alles onttoverd en meetbaar gemaakt. Warres werk gaat tegen die trend in en hertovert de wereld door haar vormen te vervormen. Zijn verraderlijk eenvoudig ogende installaties en tekeningen suggereren hoe makkelijk het is voor de menselijke verbeelding om alles dat in kaart is gebracht terug om te buigen naar iets dat we eigenlijk nog niet kennen.
Een manier om de wereld opnieuw te betoveren, is een weigering om er gevestigde betekenissen in te zien. Net zoals het kind dat voor het eerst een nieuwe ruimte betreedt, moeten wij opnieuw leren de objecten te zien als vormen, veeleer dan als dingen. Om zich te verwonderen, moet het kijken abstractie kunnen maken van functie en betekenis. Warres werk zet de blik op weg naar een dergelijke manier van kijken door een wereld te creëren die echo’s van het alledaagse bevat (we zien iets wat op een tafel lijkt, met objecten die op vruchten lijken en andere objecten die op eetgerei lijken) maar de functionaliteit van die wereld weerstaat (het is geen tafel waarvan men kan eten, geen eetbaar voedsel, geen hanteerbaar eetgerei). Het is een wereld die er uiteindelijk enkel is voor de waarneming. Wat Warres kunst haar ontwapenende schoonheid geeft, is haar volkomen (en door de kunstenaar gewilde) nutteloosheid. Dit is werk waar je niets anders mee kunt doen dan ernaar kijken en je verwonderen.

Using Format